Tijdens taallessen wordt er veel woordenschat aangeleerd en ingeoefend. Ook hierbij kan er weer gedifferentieerd worden op niveau. Laat de leerlingen een spel in kleine groepjes spelen, zo zal iedere leerling aan bod kunnen komen en valt de spreekangst ook weg, doordat ze niet voor een grote groep moeten spreken. Je kan de zwakkere leerlingen samen zetten met over het algemeen makkelijkere woordenschat en sterke leerlingen met moeilijkere woordenschat. Hierbij leren beiden groepen zich uit te drukken op hun niveau en kunnen ze succes ervaren. Je kan er ook voor kiezen om beide groepen dezelfde kaartjes te geven, maar om zwakkere leerlingen meer tips te geven op hun kaartjes.
Tegelijkertijd is deze spelvorm een manier om leerlingen communicatief en actief om te laten gaan met woordenschat. Leerlingen zijn op een leuke manier bezig met de doeltaal, zonder dat ze echt doorhebben dat ze woordenschat aan het oefenen zijn. Hieronder worden twee spelvormen uitgelegd, namelijk 'time's up' en 'taboo'. Ik raad aan om time's up in de eerste graad te spelen en taboo in de tweede of derde graad, omdat taboo nog een extra moeilijkheidsgraad heeft.
Time's up: Maak zelf kaartjes met woorden op (woordenschat die leerlingen moeten kennen). Het doel van dit spel is om zoveel mogelijk woorden te beschrijven aan medeleerlingen voordat de tijd om is (dit kan met behulp van een zandloper of stopwatch op de GSM). Er zijn drie rondes in dit spel, al kan de leerkracht zelf bepalen welke rondes gespeeld zullen worden. Ronde 1: Leerlingen mogen zoveel woorden gebruiken als ze willen om het woord op het kaartje te beschrijven, al mogen ze uiteraard het woord op het kaartje zelf niet gebruiken. Ronde 2: Leerlingen mogen maar één woord gebruiken om het woord op het kaartje te beschrijven. Om deze ronde te spelen is het wel van belang dat ronde 1 ook gespeeld is. Ronde 3: Leerlingen moeten uitbeelden wat er op hun kaartje staat. Ze mogen geen woorden gebruiken of geluiden maken. Extra: Het is uiteraard mogelijk om een leuke mix van deze drie rondes te maken zodat leerlingen zowel kunnen beschrijven als kunnen uitbeelden.
Taboo: Maak wederom zelf kaartjes met woorden op (woordenschat die leerlingen moeten kennen). Op elk van deze kaartjes noteer je ook telkens enkele woorden die leerlingen niet mogen gebruiken in hun beschrijving. Bijvoorbeeld: als leerlingen het woord 'marriage' moeten beschrijven, kan je de woorden 'ring', 'husband', 'wife' bij op het kaartje schrijven. Leerlingen mogen die woorden dan niet gebruiken in hun beschrijving. Dit is een extra moeilijkheid, maar ook een extra uitdaging voor leerlingen. Het is dan ook aangeraden om dit spel in de hogere jaren te spelen.
Hieronder kan je een voorbeeld vinden van spelkaartjes voor 'taboo'. Het onderwerp van deze les was 'in and around the house'.