Via coöperatief leren worden de leerlingen in groepen verdeeld zodat elke groep expert wordt in een bepaald onderdeel. Dit doen ze door de theorie te verwerken en oefeningen hierbij te maken. Dit kan zowel door te werken in het werkboek of via extra werkbundels (zie bijlage). Nadien worden de leerlingen in basisgroepen verdeeld waarbij ze het deel waar zij expert in zijn geworden uitleggen aan elkaar. Elke leerling leert op die manier alle delen aan, maar leert ook één deel uitleggen aan de groep. Ze maken in deze basisgroep van elk onderwerp een mindmap over de nieuwe leerstof. Zo kan de expert zijn uitleg telkens doen aan de hand van een schema en hebben alle leerlingen een samenvatting van elk hoofdstuk.
Dit kan je zowel uitwerken voor heterogene als homogene groepen. Als je homogene expertgroepen maakt, zet je de sterkere leerlingen samen en de zwakkere leerlingen samen. Minder sterke leerlingen krijgen bijvoorbeeld het onderwerp 'cash'. Dit is een gemakkelijker onderwerp omdat leerlingen het gewoon zijn om hiermee te werken. De sterkere leerlingen krijgen bijvoorbeeld het onderwerp 'kredietkaart', wat helemaal nieuw is voor hen. Om coöperatief leren heterogeen te maken, deel je de groepen in ongeacht de leerlingen hun niveau. Het voordeel van deze groepsindeling is dat de leerlingen die sterker zijn in het onderwerp de leerlingen die meer moeite hebben vooruit helpen en dat de leerlingen op die manier bijleren van hun medeleerlingen.
Een duidelijke werkwijze voor coöperatief leren kan je hieronder terugvinden. Om het groepswerk vlot te laten verlopen kan je namelijk werken met een rolverdeling. Op die manier heeft elke leerling een taak binnen de groep. Als er een probleem is, kan je dan gemakkelijk één iemand aanspreken hierover. De leerlingen geven zelf aan dat ze het werken met de mindmaps zeer handig vinden aangezien ze zo een leidraad hebben om de leerstof uit te leggen en te verwerven.